Hannes Brinker
of De Zilveren Schaatsen
Geschreven door Margreet Bruijn (geboren 1916),
naar een verhaal van Mary Mapes Dodge (1831-1905)
Illustraties van M. Oortwijn
Uitgever Ploegsma - Amsterdam
"Hannes Brinker of de Zilveren schaatsen" werd in 1865 geschreven door de Amerikaanse Mary Mapes Dodge. Zij was van Hollandse afkomst en wilde de Amerikaanse kinderen wat vertellen over dat lage landje bij de zee, met zijn polders en dijken en molens en met al die mensen, die op klompen liepen. Ze bedacht een boeiend verhaal over Hannes en Geertje uit Broek in Waterland, en vertelde daaromheen allerlei bijzonderheden over Holland. Het werd veel gelezen, ook in ons land, want P. J. Andriessen vertaalde het in 1867.
Dit nieuwe boek bevat veel bijzonderheden over het leven in Broek en Waterland in 1840, incl. sagen en wonderlijke verhalen.
Opgedragen aan "Vijf jonge Australiërs, ter herinnering aan hun geboorteland."
Fragment uit het boek:
Intussen is Hannes bij het IJ aangekomen. Hij heeft een goede tocht gehad, met de wind in de rug. Nu moet hij zien veilig aan de overkant te komen. De raderpont werkt nu niet, daarvoor is het ijs te dik.
Eerst doet hij zijn schaatsen af. Wat een raar gevoel heeft hij in zijn voeten! Voorzichtig aan maar! Het ijs is hier ongelijk en hobbelig. Duidelijk zijn de Schreierstoren en de Nicolaaskerk te zien. Maar daar moet Hannes niet wezen, hij moet naar de Herengracht. Nu, die zal hij wel weten te vinden. Er lopen anders haast geen mensen meer op straat. Zeker is het al heel laat. Straks gaan de poorten dicht. En dan is het niet eenvoudig, om in of uit de stad te komen.
Hoor daar slaat een klok. Even de slagen tellen....vijf, zes, zeven, acht. Ja, maar vlug doorstappen, anders komt hij zo laat bij die vreemde mensen aan. Heeft hij de brieven nog? Ja hoor, die zitten veilig in zijn zak. Éen voor meneer Ten Kate op de Herengracht en éen voor dokter Boekman.
Voorzichtig haalt Hannes de brieven uit zijn zak. Hij loopt nu in het begin van de Kalverstraat, juist waar aan een katrol tussen de huizen een olielamp heen en weer hangt te wiegen. Veel licht geeft die lamp niet, maar toch nog genoeg om te kunnen lezen wat er op de brieven staat. Even staat Hannes stil. Hij bekijkt de brieven, waarop mevrouw Ten Kate met grote letters de adressen geschreven heeft.
Na wat gezoek en gevraag is Hannes door de oude straatjes aan de Herengracht gekomen. Op een brede brug blijft hij even staan. Kaal staan de bomen langs het bevroren water met hoog daarachter de huizen en overal is het stil, heel stil. Een vreemde lucht hangt hier, heel anders, dan thuis in Broek!
De zilveren Schaatsen
Een verhaal van Mary Mapes Dodge, (1831-1905)
Naverteld door P. J. Andriessen, (1815-1877)
Illustraties van Joh. Braakensiek, (1858-1940) en J. Sluyters, (1881-1957)
Uitgever A. W. Sijthoff's Uitgevers-Maatschappij, Leiden
9e druk, 1915
Bewerking van Hans Brinker, or The silver skates / Mary Mapes Dodge, 1865
1e uitgave van deze bewerking, 1867
Uit het Voorbericht:
Toen de geachte Uitgever mij eenige jaren geleden dit boek ter hand stelde, om daarover een oordeel te vellen, beviel het mij zoodanig, dat ik er volgaarne in toestemde, het voor de Nederlandsche jeugd om te werken. Ik zeg omwerken. want er is van het oorspronkelijke weinig meer overgebleven dan het geraamte.
Had ik het boek van Mary Mapes Dodge vertaald, ik zou tal van dwaasheden hebben moeten debiteeren, waarvoor mijn jeugdige lezeressen en lezers mij zeker op de vingers zouden hebben getikt en die men in den vreemde voor goede munt opneemt, daar men 't natuurlijk niet beter weet. En toch is er veel in, waardoor de Schrijfster haar landgenooten met vrij wat bijzonderheden van ons land en ons volk bekendmaakt.
Korte inhoud:
Hans en Griete Brinker wonen met hun ouders in een armoedig hutje in Broek en Waterland. Zij zijn zo arm, omdat vader niet meer kan werken. Hij had jaren geleden bij de dijkbewaking een ongeluk gehad, waardoor hij zijn verstand en geheugen kwijt was. Hans vraagt Dokter Broekman, die hij ontmoette tijdens een schaatstocht naar Amsterdam, om zijn vader te onderzoeken. De dokter wil Hans graag helpen, omdat hij op zijn vermiste zoon lijkt en belooft vader te bezoeken. Intussen zoekt moeder wanhopig naar de kousen met spaargeld, die vader kort voordat hij zijn geheugen verloor ergens begraven had.
Wanneer vader erger ziek wordt en probeert moeder in het vuur te gooien, stuurt Hans via zijn vriend Peter hem een briefje om toch snel te komen. Samen met een assistent komt de dokter in het armoedige hutje en opereert vader daar.
Gelukkig komt nu snel alles goed. Vader wordt beter en herinnert zich weer waar de kousen met het spaargeld begraven waren, de dokter vindt zijn vermiste zoon terug en Griete wint de zilveren schaatsen!
Twee Fragmenten:
Toen onze knapen genoeg naar hun zin van het museum hadden gezien, begaven zij zich terug naar de Nieuwe Stads Herberg, waar zij zich de schaatsen weder onderbonden en het IJ opreden tot aan halfweg Haarlem, alwaar zij den dijk overklommem om langs de trekvaart hun weg naar de Spaarnestad te vervolgen.
Juist toen zij eenige oogenblikken op die vaart waren, kwam de spoortrein van Amsterdam aanrijden.
"Wie van ons kan de locomotief bijhouden?" riep Peter.
Allen beproefden het; doch spoedig zagen zij de vruchteloosheid hunner pogingen in. Zij reden dus wat meer op hun gemak.
Voort gaan de jongens. 't Is of de stilte nu nog grooter is; men hoort niets dan het krassen der ijzers. Peter van den Helm is vooruit. 't Is of hij Mercurius is en of de anderen allen goden van den Olympus zijn, die hem in volle vaart volgen. Karel komt hem vooruit - daar schiet Ben voort en is aan 't hoofd. Reeds is de paal voor de tweede maal omgereden. Karel en Ben wedijveren om de eerste te zijn. Maar daar neemt Peter, zijn vaart - hij snelt beiden ver vooruit. De tent is bereikt en onder het donderend hoezee! hoort men duizenden stemmen, die den uitroeper overschreeuwen:
"Peter van den Helm heeft de zilveren schaatsen gewonnen! Hoezee! Hoezee! voor Peter van den Helm!"
Nu zwijgt de muziek. Mijnheer en mevrouw De Bruyn staan op, de eerste houdt een aanspraak, daarop reiken zij de zilveren schaatsen uit, mijnheer het eene paar aan Peter van den Helm, mevrouw het andere aan Griete Brinker.
Het lieve kind! Zij beeft als een riet en slaat schuchter de oogen naar mevrouw de Bruyn op. Zij hoort niet wat mijnheer de Bruyn zegt, want het is, of om haar heen alles ruischt. Zij ziet even naar Peter, die iets heel moois bekijkt, o zoo iets schoons, zoo iets prachtigs! Zij ziet ook zoo iets moois in de handen van mevrouw De Bruyn, onwillekeurig strekt zij de hare uit.... geeft een kreet van verrukking en tracht te nijgen - woorden kan zij niet spreken; zij vliegt naar haar moeder en hangt schier bewusteloos in de armen der goede vrouw, wie de tranen van vreugde uit de oogen stromen.
"Griete! Griete! Wat zal je vader blij zijn," roept vrouw Brinker, en op die woorden is Griete niet meer te houden; zij kruipt onder het touw door, neemt haar moeder bij de hand - allen maken plaats voor haar - en spoedig ligt zij in de armen van haar vader, die zijn kleine Griete met kussen bedekt.