Zwarte Jacob van den Valkenburg

Een ware geschiedenis
Verteld door Nienke van Hichtum
Met tekeningen van L. W. R. Wenckebach
Omslag van Karel van Seben
Uitgegeven door N.V. De Arbeiderspers - Amsterdam 1934
"Den akker ploegende"

Korte inhoud:
Zwarte Jakob, een raaf, werd geboren in het bos van het landgoed Friedrichsruh, dat behoorde aan de beroemde Duitse staatsman Bismarck. Hij werd uit het nest gestoten en werd gevonden door twee boerenkindertjes Grete en Hans. Zij namen hem mee naar huis en verzorgden hem. Als op een dag Jakob gewond raakt aan zijn pootje en kreupel raakt, verzorgt tante Mina hem. Er ontstaat een grote vriendschap tussen tante Mina en Jakob. De raaf wordt steeds ondeugender en haalt allerlei stoute streken uit, zoals het stelen van glimmende sieraden en het uitrukken van koolplantjes. Dat wordt de boer te bar en Jakob moet weg. Hij mag voortaan bij tante Mina wonen, die dient bij juffrouw Anna en juffrouw Marie (de dames Valk), die 's zomers op landgoed de Valkenburg wonen en 's winters in de stad Dresden.
Tante Mina zorgt zo goed voor Jakob, dat zij door iedereen "De Ravenmoeder" wordt genoemd. Jakob wordt vriendjes met Flokkie de hond en haalt ook hier ondeugende streken uit, zoals het kapen van de horlogeketting van de gemeente-secretaris en het stelen van een brief.
Op een dag maakt Jakob het zo bar, hij steelt knijpers van de waslijn zodat het schone wasgoed valt, dat hij een harde klap krijgt van de wasvrouw. Hij schrikt en wil de rivier de Elbe overvliegen, doch hij kan echter, door de klap, één vleugel niet meer gebruiken. Als gevolg hiervan stort hij in de Elbe en verdrinkt.
Een vriendin van tante Mina haalt hem met een stok naar de kant en brengt hem in een doek thuis bij tante Mina.

Fragment uit het boek:
"Daar heb je dien wilde Hans weer - altijd met de deuren slaan!" - De boerin had deze woorden op de lippen, maar ze bleven onuitgesproken - want wat was dat???
Daar klonk een hartverscheurend gegil door het huis! Wat was er gebeurd? De deur werd weer open gedaan en ging weer dicht, en 't was me daar een gejammer in de gang - o wee, o wee, wat gebeurde daar voor 'n ongeluk? De beide vrouwen zaten elkaar aan te kijken, bleek van schrik. Eindelijk stond tante Mina op en ging naar de kamerdeur.
Langzaam draaide ze de kruk om en toen, met een plotseling besluit, gooide ze de deur wijd open!
Daar stond Hans, huilend en jammerend, met Jakob in zijn armen, die nog harder schreeuwde dan zijn kleine baas.
"Wat is d'r gebeurd? Heeft die nare vogel weer wat uitgehaald?" riep de boerin.
"Nee, nee," snikte Hans, "ik ben onvoorzichtig geweest! Ik gooide de deur zoo wild dicht om maar gauw bij tante te zijn....... en..... en..... en ik wist niet, dat Jakob achter me aan kwam... en.... en...... en..... toen is-ie d'r tusschen gekomen, .....o ......o, o, o, o,!" En de arme jongen schokte over zijn geheele lichaam, zoo snikte hij.
De arme Jakob huilde nog harder, en worstelde om los te komen. 't Was een aandoenlijk tooneel!
De boerin wist niet wat te doen, maar tante Mina haalde gauw een kom met schoon water uit de keuken. Toen nam ze voorzichtig Jakob van Hans over. Hij sloeg wild met de vleugels en schreeuwde: "Ra-a-a-a-a-k! Ka-a-a-a!" en 't was een toer om hem vast te houden, maar tante Mina hield hem onder de lamp en bekeek hem eens goed. O wee, er zat bloed aan zijn eene pootje!
Heel voorzichtig waschte tante Mina het bloed van z'n pootje en - o wee! - daar zag ze dat hij twee teentjes miste!
"Arme, arme Jakob!" zei ze zacht, en ze legde haar wang tegen zijn kopje. "Stil maar, hoor, we zullen dat pootje netjes verbinden, dan gaat de wond gauw weer dicht. Maar - ik ben bang dat je kreupel zult blijven, arm beest!"